beeldproces

01-08-2024

Vormgeving voor mij

Mijn beelden lijken tastbaar, driedimensionaal, stilstaand, ruimtelijk. Technisch gezien is dat zo. De beelden komen vanuit beweging tot stilstand, tot vorm, tot beeld en dragen, als het goed is gegaan, energie in zich, die bij de beschouwer weer beweging oproept. Zo bezien is de beeldhouwkunst een trage vorm van gesprek middels beelden.

Ik ben langzaam de beeldenwereld in gegroeid. Dat begon met oefeningen voor de studie bouwkunde. Vanaf 1983 volgde ik cursussen op het gebied van boetseren, waarin ik begon met doen wat de opdracht was en ervaren, wat er gebeurde. Die ervaringen stapelden zich op en al vlug ging ik wat uitstapjes maken. Nog erg dichtbij de opdrachten. Ik moest nog de basale beweging eigen maken en worstelde ook met éénhandigheid.

Na een tijdje begon ik te ontdekken, dat de vorm voortkomt uit bewegingen, die gespiegeld worden in mijn lichaam. Ik kan vanuit die spiegeling doorbewegen, waardoor ik verder kan werken. Als ik goed luister naar die beweging in mijn lichaam, dan gaat de vorm kloppen. Het deed mij denken aan de ‘gebouwen’, die ik tijdens mijn studie bouwkunde ontwierp. Als het gevoel, de beweging, die een ontwerp opriep, klopte, dan was de berekening van de constructies relatief eenvoudig, klopte de vorm niet aan mijn gevoel, dan was het rekenen ingewikkeld.

De volgende stap was, dat ik gebeurtenissen, gesprekken, ontmoetingen uit het dagelijks leven in schets vorm ging geven. Dat gebeurde in het begin onbewust. Deze gesprekken riepen bewegingen in mijn lichaam op, die aanleiding waren om uit te werken. Met dat uitwerken vond ik in mijzelf aangrijpingspunten om met de gesprekken en gebeurtenissen verder te komen.

Ik kwam steeds een laagje dieper, maar had ook steeds het gevoel, dat de aanleiding nog buiten mij lag, een reactie was op ‘buiten’. Pas later werd ik mij bewust, dat wat er van ‘buiten’ kwam, ook ‘binnen’ een vraag was. Mijn ouders vroegen een beeld te maken voor op hun graf. Het thema man-vrouw verbinding maakte me duidelijk dat dit ook een thema voor mijzelf was. Dit heeft me lang bezig gehouden. Hiermee kwam ook vertrouwen om andere thema’s op te pakken.

Sinds enige tijd merk ik, dat als ik stil ben en kan luisteren, dat er aanwijzingen komen over wat ik moet oppakken. Waar die aanwijzingen vandaan komen? ‘Uit de nacht’ is een uitdrukking. Uit het onderbewuste? ‘Uit mijn handen’ zou ik het willen noemen. Ze komen duidelijk niet uit mijn verstand. Ze komen ook niet ‘van buiten’. Ik heb wel mijn verstand als hulp om het me bewust te maken.

Als ik kijk naar de jaren vanaf 2019, dan is er rondom de kerstdagen (vanaf kerstavond tot en met driekoningenochtend) een vraag, die te maken heeft met de engelenwereld en verder. Een groot project is de steencirkel, waarbij ik uitgedaagd wordt aan mezelf te werken als vijfde ‘steen’ in de kring van zeven stenen. Daarbij komt uit de steenkring een opdracht voor mij. Is dit dan van binnen of nog steeds van buiten, maar dan vanuit de geestelijke wereld?

Dit werken vraagt uithouding. Niet weten waarom ik het doe, maar dat ik het doe en kijk wat er loskomt, wat zich aandient. Op het ogenblik, dat dit begon, begin 2019, zei een stem tegen me: ’Ga nu aan je toekomst werken!’ Toen ontstonden ook de series.

Het uithouden doet me sterk denken aan het omgaan met mijn verlamde arm. Het heeft jaren geduurd voor ik me bewust werd, wat mijn lichaam me met die verlamming wilde vertellen. Zo heeft elke stap z’n tijd nodig en moet ik het ook niet overhaasten. Of heet dat uitdagen? Het komt, als ik rijp ben.

werkwijze

Er zijn voor mij drie deelnemers betrokken bij het tot stand komen van een beeld: het ideaal of het wezen, dat leeft in de geestelijke wereld; het materiaal met al zijn mogelijkheden en beperkingen en ik als beeldend vormgever met mijn mogelijkheden en beperkingen. Het begin kan een beleven van een beweging; een vraag; een beeld op straat; een gesprek; enzovoorts zijn. De laatste tijd simpel een aanwijzing: reliëf, steen, engel. Dan beginnen het materiaal en ik. Gaandeweg, steeds sneller, word ik mij bewust, dat er zich nog een wezen met dit proces verbindt. Samen dansen we de beweging tot vorm.

Om tot stolling te komen moet ik innerlijk de beweging meebewegen, aftasten met de zintuigen die ik ken en misschien ook niet ken, maar onbewust gebruik. De ervaringen met de euritmie en de pijn helpen mij om de beweging in het beeld te leren volgen en zo tot stolling te laten komen in de materie, tot een vorm en in die vorm klinkt een antwoord op de vraag. Mogelijk is dat antwoord een nieuwe vraag.

Het beeld is dan klaar met mij. Dan is het vorm geworden. Om weer tot beweging te komen heeft het beeld een toe- of beschouwer nodig, een kunstliefhebber, die door het beeld innerlijk in beweging gezet wil worden. Zo is het besef gegroeid, dat deze beelden eigenlijk een gesprek voeren, een gesprek tussen mensen onderling, maar ook met geestelijke wezens en dat ik mee mag spreken.

Het begin

Er zijn voor mij globaal twee wegen: die via een min of meer hard materiaal als steen of hout en die via een kneedbaar materiaal als klei of was. Voor beelden zijn er natuurlijk nog veel meer mogelijkheden zoals constructies, waar bijvoorbeeld water, wind, magnetisme, video’s en dergelijke een rol in spelen, maar ik heb het hier over de beelden, waar ik aan werk.

De steen of het hout ligt of staat soms lang te wachten. Verreweg het meeste hebben mensen mij gegeven. Als ik er dan mee aan het werk ga, dan haal ik, eerst voorzichtig, steeds meer materiaal weg, tot de vorm teer zichtbaar is, tot we, het materiaal, de beweging en ik, aanwezig zijn. Het komt voor, dat ik te ver ga, dat ik het materiaal ‘verpruts’, maar dat is niet vlug het geval. Als ik te ver ga, dan doemen er ook nieuwe mogelijkheden op, al moet ik daar soms wat langer op wachten. Het materiaal en de krachten, die zich daarmee verbinden, zijn eigenlijk heel flexibel en geduldig met me.

De klei of de was heeft niet zozeer een vorm in zich, maar wacht om tot vorm gemaakt te worden. Ik begin met een simpel vormbeeld, een beweging. Ik laat die klinken en merk dan bijvoorbeeld, dat er geen evenwicht in het beeld zit, een valse toon of een doffe klank. Ik begin dan met toevoegen. Later in de dans kan ik meer toevoegen of weghalen. Dat gaat soms tot bijna nul, maar die eerste beweging speelt nog steeds een rol in het geheel. Als we dan tot vorm gekomen zijn, dan kan ik de vorm afgieten in beton, gips, brons of ik kan het bakken en er nog met kleur mee werken in de oven.

Tja, en wanneer is iets klaar? Ik begin met mijn handen te werken in of aan het materiaal en langzaam komt er een vorm schemeren. Dan merk ik, dat er een klank klinkt uit het beeld. Achter de vorm verschijnt een gestalte, laat ik het zo voorstellen. Er ontstaat een dans rondom het beeld in wording. Ik ga naar het beeld toe, werk er aan en trek me weer terug. De gestalte doet dat ook. De klank geeft houvast.

Ik kan die gestalte misschien het best omschrijven als de ideale vorm in de kiem, in de geest. Ik ben de omgeving waar dat wezen mee te maken heeft en samen geven we het materiaal gestalte. We dansen samen om en met het materiaal, totdat de dans tot een slot komt. De tijd van terugtrekken wordt langer, het waarnemen laat geen nieuwe bewegingen toe, de klank, die opklonk wordt een woord, een titel.

De zo gevormde gestalte is dan klaar met mij en is klaar om in een toeschouwer weer een beweging op te roepen. Het is hetzelfde proces als in een gesprek tussen mensen. Daar klinken woorden, tonen, die eigenlijk bewegingen zijn, maar even tot vorm, tot klinken komen en dan weer loslaten. In dat klinken roepen zij weer een beweging bij de ander op.

In een gesprek tussen twee of meer mensen gaat het heen en weer. Bij de beelden ben ik eerst in dans geweest met de materie. Dan komt er een wezen bij en wordt het een dans voor drie, die zich vormt tot een beeld in de materie. Dan is het voor ons voorbij en kan het beeld een stilzwijgende dans aangaan met de beschouwer met op de achtergrond dat geestelijk wezen, dat zich met het beeld verbonden heeft. Aangezien bij mij die bewegingen in eerste instantie in wat je kan noemen ‘pijn’ tot uiting komen, noem ik het een pijn-proces.

Ik houd er niet van de naam van het beeld, zoals bij mij gegroeid is, aan anderen op te dringen. De ander kan een heel andere relatie tot het beeld hebben dan ik en het een andere naam geven. Mensen moeten vrij blijven om de relatie aan te gaan en op welke wijze zij dat doen.

Een kneedbaar voorbeeld:

Bij het maken van het beeld, dat voor mij ‘Lied van het loslaten’ is geworden, begon ik met een verticaal, een beetje schuin, die tot een horizontaal zou moeten komen. Dat groeide tot de beleving van de toon E; deze ervaring liet weer los tot ik de klank L beleefde in het beeld. Daarmee kwam ook het gevoel, de waarneming van een wezen, die achter het beeld stond. Zo ontstond er tussen dat wezen, het materiaal en mij een gesprek. Er kwam een ritme van werken aan het beeld, terugtrekken en luisteren naar het (wezen van het) beeld, weer werken en weer terugtrekken: een dans. Daaruit is tenslotte voor mij het ‘Lied van het loslaten’ ontstaan.

Een vast voorbeeld

Ik kreeg een stam van een Plataan,150 cm hoog. Ik werkte er aan en de klank K werd zichtbaar, beleefbaar, maar het was een K in Plataan. Die boom is niet zo ik-gericht als een eik, het is eerder een sociale, een gezellige boom. De K werd ook niet zo wakker en de naam De Slapende Koning klonk. De Koning sliep zo een tijd, tot iemand het wilde kopen. Ik maakte een sokkel en de Koning veranderde in een Kind, dat nog geboren wil worden; het was nog in de wereld van voor de geboorte. Toen ik het neerzette op de plek, veranderde het Naderende Kind in de NachtKoningin. Ze verbindt hemel en aarde. Toen ik later terugkwam was voor de mensen, waar het beeld nu is, de naam WaKer geworden. Steeds is er die K. Steeds is die K anders.

Een ander hard voorbeeld: ik kreeg een steen met de boodschap, ‘dat er twee vlakke zijden aan zitten. De ene is zo mooi groot, daar staat die zo stevig op, maar de andere staat ook stevig.’ Dan klinkt bij mij, dat ik de steen juist op een punt wil laten staan. Vandaar kwam het op evenwicht aan en langzamerhand ontstond het beeld. Daarmee kwam de gedachte op, dat het hele proces een reactie is op de reorganisatiedwang van de organisatie, waar ik mijn brood verdiende en die steeds zocht naar een stevige bodem en daardoor zichzelf steeds vastzette.

Thema’s

Er tekenden zich in de loop van de tijd thema’s af, waar ik aan werk. Zij vertonen zich langzaam, al werkend. Zo’n thema laat zich niet snel wegdrukken. Ik was eens met een steen bezig en nam me voor er een vorm in zichzelf uit te werken. Tot dan toe kwam ik steeds tot beelden over relaties. Gaandeweg het proces kwam toch de relatie weer boven. En toen gebeurde er iets bijzonders: er kwam een derde figuur voort uit die twee.

Geluid, met name gevormde klank of toon

De pijn in mijn verlamde linkerarm beweegt en laat mij bewegingen van klanken, tonen en, nog niet zo ver doorleefd, kleuren  en smaken ervaren. Omgekeerd wordt ook steeds sterker de ervaring, dat die bewegingen ook weer een smaak- of klank- of toon- of kleurbeleven oproepen. Dat is mijn ingang in de vormenwereld geworden.

In het begin van die bewustwording was mijn enthousiasme zo groot, dat ik mij voornam te gaan werken aan het alfabet, met name de medeklinkers. Gaande dat proces werd echter duidelijk, dat de klanken een ingang vormen naar andere thema’s. Het is niet zo, dat ik mij voorneem te werken aan een klank, maar dat gaande het proces een klank opklinkt. Dat blijkt dan de inleiding naar verder werk te zijn. Zo blijkt de J meer voor te komen en naar de beelden ‘Jij’ en ‘jubel’ te leiden. Nu ik sinds een paar jaar in de Steenkring werk, nu komt het alfabet opnieuw tot leven.

De klank was tot voor kort een ingang, een stap op weg naar verdieping. Uiteindelijk klonk er een naam voor het beeld op, zoals mijn verbinding met het beeld is. Voor een ander zal die naam weer anders zijn, omdat de relatie anders is.

Bij het werken aan de Steenkring, een vrij langdurig project, was de laatste opdracht om nu eens te gaan werken aan het alfabet, onder andere op basis van de pijnervaringen. Dat vraagt nog enige tijd, is een apart project geworden.

Metamorfose

Het is een lastige. Een metamorfose is voor mij een reeks beelden, waarbij de eerste in vorm verschijnt, zich terugtrekt in zijn wezen, een ontwikkeling doormaakt en dan weer verschijnt in een volgende vorm, die niet uiterlijk zichtbaar hoeft te verwijzen naar de vorige vorm, maar beleefbaar is naar het wezen achter die vorm.

Het sterkst heb ik dat beleefd in de metamorfose van de planetenzegels naar de verschijning van het tweede Goetheanum. De planetenzegels zijn zeven zegels met lijn en kleur, die vooruitwezen naar de zeven kapitelen in het eerste Goetheanum. Dit was het gebouw, waarin de Antroposofische Vereniging in de wereld een fysiek thuis vond, maar dat verbrandde. Daarop is er een tweede Goetheanum gebouwd, waar ik in de voorgevel dezelfde belevenissen in mijn skelet had als bij de planetenzegels en ook een enkel kapiteel van het eerste Goetheanum. Zo komt dezelfde kracht op steeds een andere manier in verschijning.

Ik ben nog bezig met de gedachte of het proces  van het K-beeld: de koning, het kind, de NachtKoningin en de waker na elkaar een metamorfose is of een reeks. Ik ben daar nog niet uit.

Tweeheid, in eerste instantie mannelijkheid / vrouwelijkheid

Als puber wordt mannelijk / vrouwelijk eerst naar het seksuele getrokken. Dat heeft ook altijd wel mijn warme belangstelling gehouden, maar daarnaast is steeds sterker het gevoel ontstaan, dat het mannelijk / vrouwelijke in één mens leeft. Dat heb ik wel geprobeerd tot uiting te brengen in een paar beelden, die een relatie met dans hebben, maar is het sterkst tot uiting gekomen op het moment, dat ik me bezig heb gehouden met een beeld voor het graf van mijn ouders. Daarbij is mijn zoektocht de richting op gegaan naar het manlijke en het vrouwelijke in hun huwelijk. Gaandeweg besefte ik, dat het naar het manlijke en het vrouwelijke in één mens trok, met name hier mijn vader, later ook in mezelf.

Het mannelijke en het vrouwelijke in de wereld en in één mens is één van de vele tweeheden in de wereld: goed-kwaad, links-rechts, arbeid-kapitaal, lichaam-geest, leven-dood, hemel-aarde, verleden-toekomst, om er enkele te noemen. Steeds gaat het om verhoudingen, om relaties, om het midden te vinden.

Relatie

Al heel vroeg is er een behoefte geweest een beeld te krijgen en later te scheppen, dat uit meerdere elementen bestaat, die zich door degene, die het beeld mag koesteren, telkens in verschillende verhoudingen tot elkaar laten plaatsen. Het sterkst heb ik dat ervaren in een beeldenpaar, dat uit een stam is gekomen. Het is mooi om te zien, hoe deze verhouding steeds opnieuw samengesteld, opgebouwd kan worden. Daarbij komt telkens ook de verhouding tussen ‘spreken’ en ‘luisteren’ naar voren. Dit speelt voor mijn gevoel ook in het mannelijk / vrouwelijke, dat ik hierboven heb beschreven.

In plaats van het woord relatie is wellicht het woord verbinding of verhouding op zijn plaats. Het gaat tenslotte steeds om de verhouding of verbinding, die ontstaat tussen de twee beelden. Dat kun je in de muziek wellicht omschrijven als het interval.

Evenwicht, dans

Gaandeweg wordt het thema ‘evenwicht’ of ‘balans’ duidelijk. Een beeld, dat een stevige onderkant heeft is boeiend, maar een beeld, dat zichzelf in balans zet op een punt of paar punten draagt de uitdaging in zich, dat als je op een plek iets verandert, dat je het hele beeld moet veranderen. Dat is natuurlijk in elk beeld zo, maar in zo’n evenwichtsbeeld is het ook ‘uitgesproken’.

Dit werd heel duidelijk in het beeld, dat ik met de organisatie, die ik onder de kop ‘het begin’ verbindt. Als in zo’n organisatie iets verandert, zou het op de hele organisatie door moeten werken. Dat doet het niet, omdat de organisatie niet organisch in elkaar zit, maar fragmentarisch. Hoe daar aan te werken, dat is heel lastig. Bij het werken aan dat beeld, werd dat wel duidelijk.

Verbinding tussen hemel en aarde; voorbij de dingen; middenrif

Voorbij de dingen, eigenlijk is elk beeld, dat ik beleef, een verbinding met een wereld, die niet een ´ding´ is. Het gaat om de wereld, die daarachter zit, die niet de materie is, maar zich uitdrukt in de materie van de wereld. Het beste kan ik dat misschien beschrijven aan de hand van mijn beleving van het middenrif. Het middenrif is voor mij de verbinding tussen de wereld buiten via onze zintuigen naar de wereld binnen via onze organen. Op dat punt beweegt een beeld zich: aan de ene kant de wereld van de aarde, de vorm, en aan de andere kant de wereld van de geest, de beweging.

Vormen in de natuur

In de natuur liggen heel veel vormen voor het oprapen om mij te verwonderen. Verwondering over de natuur als schepper van vormen, die mij innerlijk de mooiste bewegingen laten zien; bewegingen, waar ik niets aan toe te voegen heb, maar die mij ertoe brengen om aan het werk te gaan. Deze bewegingen kunnen aanleiding zijn om te reageren op vragen, die in mij leven en samen te werken aan het werken naar een beeld.

Dood en leven

Als een mens sterft op de aarde, dan is die mens niet meer fysiek aanwezig, maar wel geestelijk verbonden met de mensen op aarde en andersom. Die verbinding heb ik een aantal keren mogen beleven en een paar keer mogen vormgeven.

De laatste jaren komen er bij het werk ervaringen, die me verwonderen:

  • Ik was met een steen aan het werk en zocht naar de beweging. Plots werd de steen vloeibaar en liet ze zien, vanuit welke beweging zij werkt. Een gesprek met het wezen, dat bij die steen hoort of beter, dat die steen is?
  • Ik ben al een paar jaar met een groep stenen bezig en kwam een steen te kort. Vanuit de kring (?) kwam de opdracht zelf in die kring te gaan staan, als vijfde van de zeven. Daarbij krijg ik opdrachten als: lees de bijbel; Maria Magdalena.
  • Met kerst moest ik aan een reliëf beginnen en er ontstond een reeks, waarbij het vijfde reliëf liet zien, dat de engelen van buiten aan onze gestalte werken en dat de aartsengelen daar de chakra’s in leggen met alle kleuren.
  • Weer met kerst moest ik aan een beeldje van een engel werken. Opeens klonk, dat het een beeldje was van een aartsengel, maar dat ik nu aan een reeks moest werken, waarbij de engel de mens steeds meer los moet laten en de mens vrij moet worden, stem moet worden.

 Wat nog meer op komt zetten

Hoek, kleur, materiaal, want daar wilde ik meer van weten bij het stoppen met de studie bouwkunde

Een hoek, ook hier komt de hoek in beeld. Een beeld is zwellen en krimpen. Waar er sprake is van een lijn, daar klinkt ook een hoek. Deze hoek is echter beweeglijk over de hele lijn en de lijn is ook beweeglijk. Daardoor zwelt of krimpt een lijn, een hoek. Er spreekt voor mij bewustzijn uit, een keuze van een richting. Daarmee vertelt het beeld ook. Er spreekt voor mij ook nieuwsgierigheid uit.

Het kan natuurlijk ook, dat een hoek bewust vastgezet wordt, met als uiterste de kubus. De beeldhouwer zou hiermee iets mee willen delen. Een kubus kun je als doods beleven, maar wat is doods? Doods kan een leven zijn, dat niet op deze aarde past, maar in een andere wereld wel. Of het is een bijzondere belevenis in een reeks vormen, die opgebouwd worden uit 3 verdwijnpunten. Bij de kubus, zoals we die kennen liggen die verdwijnpunten in het oneindige, maar wat als het drie punten in de omgeving zijn. Dan ontstaat er op basis van die drie punten een vorm, die betrekking heeft op zijn omgeving. Dat kan uitgewerkt worden op de computer.

Kleur komt ook in beelden naar voren, net zoals dat in muziek en gedichten gebeurt. Natuurlijk heeft het materiaal kleur, maar ik bedoel met name, dat een vorm zwelt of krimpt en daarmee holle, bolle of dubbelgebogen oppervlakken toont. Deze oppervlakken, of beter deze verhouding tussen het beeld en zijn omgeving, geven een gelijksoortige ervaring als kleur dat doet. Ik heb schilders leren kennen, die een beeld, maar met name een reliëf in kleur zien, beleven.

Materiaal is vanzelfsprekend bij een concreet beeld. Elk materiaal kent een eigen bereik. Een klank J in eik is heel anders dan in berk. Met was en daarna brons werk ik aan een beeld, dat weer verdwijnt en via een negatief weer tevoorschijn komt. Hierbij kan het gebeuren, dat ik het beeld weer moet veranderen als het samengesteld is uit meerdere delen, omdat het hele proces iets doet met de diverse vormen. Zo heeft elk materiaal een eigen vorm van zoek- en daarmee ook van uitdrukkingsmogelijkheden.

Zo blijven de vragen, waarmee ik mijn studie bouwkunde beëindigde, ook hier leven of beter: ik kan op deze manier naar antwoorden zoeken.

Tenslotte

Dit is mijn ingang in het vormingsproces. Anderen hebben andere ingangen, ervaringen. Wat ik beleef, dat we gemeen hebben is, dat het om een proces gaat en dat we er van overtuigd zijn, dat vormen, beelden een uitwerking hebben op mensen en op hun omgeving. Dat is voor mij de kern van het begrip organisch, dat het niet op zichzelf staat, maar in relatie.

Voor mij leeft ook het gevoel, dat kunst een ingang is voor de geestelijke wereld om de mensenwereld te beleven. Kunst is daarom niet alleen voor mensen om zich uiteen te zetten met anderen en zichzelf, maar ook om de geestelijke wereld een nieuwe toegang te bieden tot de aardewereld. De oude toegang is de aardewereld. De mens heeft de mogelijkheid om vanuit die oude wereld een nieuwe wereld te scheppen en zo nieuwe verbindingen te maken.

Voor mij is vormgeving werken vanuit het bewustzijn, dat de vorm ontstaat uit een samenwerking met de geestelijke wereld en dat de vorm een uitwerking heeft in zowel de geestelijke wereld als de wereld op aarde. Deze vormgeving is niet gebonden aan een jaarmoment, werkt het hele jaar door, want telkens heeft de geestelijke wereld een andere verhouding tot de aardse wereld. Als het een naam zou moeten hebben, dan kies ik voor verbindende kunst. In feite kom ik dan op religieuze kunst, maar dan op een nieuwe wijze en niet in kerkverband. Eigenlijk dus heel organisch lijkt het ongeorganiseerd.

Reacties zijn gesloten.